VERDICHTE STEDEN IX WATER

Zeggen dat er mensen zijn die hier heimwee naar hebben.

Aangelegd in 1963 ten behoeve van de Grand Bazar. Want die hadden parkeerplaatsen nodig.

Ik heb mij afgevraagd hoeveel ze daar jaarlijks voor betaalden aan, ja aan wie eigenlijk ?

Aan de Administratie Waterwegen en Zeekanaal want zo noemt ze zichzelf. AWZ dus.

Die parking hinderde de scheepvaart, toch ?

Nu de parking weg is, op een paar spijtige steenbrokken die toch op de bodem van de Leie zijn terechtgekomen na, is het weer prettig om de scheepvaart weer op volle kracht te zien voorbijtrekken.

Beeld u in dat ze dat eens zouden gedaan hebben in Venetië.

Om nog meer toeristen te trekken, een parking over het Canale Grande. Waw zeg.

In de jaren zeventig circuleerden er plannen om de Leie dan maar verder te dichten met daaronder een metro begot.

Er hebben dus echt wel mensen - planners genaamd - die dat ernstig meenden en daar hun tijd in staken.

Nu ja, in Wuppertal hebben ze het wel aangedurfd om een zwevende  trein boven de romantische Wupper te laten slingeren.

Ik hoorde meester Smets van mijn zesde studiejaar daar nog over opscheppen.

Dat waren tenminste vooruitziende mensen, die Wupperraars.
Dat we in Gent zoiets niet deden.

Ze hebben daar van de Wupper toch maar mooi een open riool gemaakt. 

Steden met een fijnmazig kanalennet, die zijn zaaalig.

Een grote stroom of rivier, dat zorgt voor twist en verdeeldheid.

Kijk maar naar Parijs.

Die van Rive Gauche en Rive Droîte denken anders over elkaar.

Om van Antwerpen nog maar te zwijgen.

De rechtsen van Linkerover en de linksen van Rechteroever, die hebben het ook niet zo voor elkaar.

TROMPE L'OEIL III

Hier ziet u een zeer levendige verstilde trompe l'oeil.

In de Frans sprekende stad Luik.

Op een kerk met basiliekalures.

Een ijzersterk silhouet op de flanken van deze aan de Maas verzonken stad.

De kerk, vervallen aan de buitenzijde.
Van binnen niet meer toegankelijk.

Meeuwen hebben er bezit van genomen.
 

Maar dan ook weer niet.

Meeuwen in alle formaten.

Zo hulpeloos.

Hoor ze geluidloos schreeuwen.

Zo waanzinnig hulpeloos.


De basiliek is bij nacht een mooi silhouet op de flanken die naar de Maas rollen.


Overdag zou ze een Folon figuurtje kunnen zijn.




Deze stad verdient beter. 

HEUSDEN VERBOUWEN VILLA


Sommige villa's drukken iets uit, andere niet.



Villa's kunnen er als een afgewerkt geheel uitzien, beantwoordend aan de vraag van de opdrachtgever.

Vaak in een ongedefinieerde stijl.

Want stijl is voor opdrachtgevers een belangrijke houvast.

De nieuwe eigenaars waren gevallen voor zo'n villa in ongedefinieerde stijl.

Niet omwille van de stijl maar vooral de ligging, de tuin.

Maar over deze villa dachten ze anders.



Leefruimte, keuken, terras; het was er allemaal wel aanwezig, maar het zat niet lekker.


Het miste diepte en het terras was nu niet echt wat je noemt een plaats waar je naar hunkert.

Er was dus best wat werk aan.



Ann-Sophie Markey gooide zich er op en zag een heel fijn elegant volume aan de tuinzijde verschijnen, half leefruimte, half terras met een uitnodiging naar een zwembad.



Die uitbouw mocht best wat contrasteren met de villa.


En zo slank als slank mogelijk kan zijn.

 Een grote overspanning zonder een steunkolom liefst.

Let ook op de subtiele lichtinvallen, om de leefruimte erachter dat te geven waar ze recht op heeft.
Licht. 

En waarom het nu echt elegant oogt ?

Wij weten het intussen wel.
Trompe l'oeil
misschien ?

Als u er meer over wil zien, kijk maar eens op de site van Markey & Schelstraete. (klik)

VERDICHTE STEDEN VIII - GENT

Kerstmarkten zijn een merkwaardig fenomeen.

Een generatie terug had daar niemand van gehoord.

Vaag opgevangen dat zoiets in Duitsland en Oostenrijk populair was maar dat hoefde niemand te verwonderen.

Nu palmen ze de pleinen van onze steden in op een manier die ik maar matig kan appreciëren.

Ik heb in die donkere dagen voor Kerstmis, gezocht naar die verlangende blikken.

De blikken naar het verlangen van de hergeboorte van de bevrijder die ons los zou kunnen maken van dat slopende consumptiegedrag.
 Er een beetje aan werken dat we met zijn allen wat rustiger en vriendelijker met elkaar omgaan.


Vergeet het.

Onder druk van de populaire Duitse kerstmarkten hebben de stalletjes met hun nepsneeuw ons nu ook al een paar jaren als het paard van Troye in hun greep gekregen.

Elk jaar wordt het gröSZer und schlimmer.

Cyriel, Ahmed en Elodie zijn er hopeloos op zoek geweest naar hèt originele kerstcadeau, dat er  toch niet te vinden is, en dan maar op smaak gebracht of weggespoeld door gluwein, jenevers of betere bieren.

Bij zo'n kerstmarkt hoort ook een ijspiste.
In de categorie energieverspillend volksvermaak nemen die ijspistes een ereplaats in.

U en ik sleuren onze oude koelkast op tijd en stond naar het containerpark om hem te vervangen door een nieuwer, zuiniger en minder energieverspillend model.

Goed zo.

Op de kerstmarkt staat het equivalent van alle koelkasten van haar inwoners, met de deur wagenwijd open.

Kerstmarkten zijn voornamelijk een product van de dienst economie.

Maar naast een departement economie hebben we er ook een voor cultuur, markten, feestelijkheden, integratie, genderbeheer, religieuze aangelegenheden, energiebeleid, milieubewustzijn, volkswelzijn, verdraagzaamheid, burgerlijke stand, hygiëne en comfort, buurtwerking, noord-zuid relaties, streekeconomie en nog een paar waarvan ik niet direct op de naam kan komen.

Kunnen die zich niet eens bezinnen over een betere invulling van onze openbare pleinen tussen kerst en nieuwjaar ?

TROMPE L'OEIL II

Ik heb in de vorige bijdrage u opgeroepen om
in het Gentse Museum voor Schone Kunsten de twee mysterieus perfecte schilderijen van Cornelis Gysbrechts te ontdekken.

Maar u hebt dat niet gedaan.

Ik weet het van de conservator die wist te melden dat de ticketverkoop van het voorbije weekend niet merkbaar was gestegen, dat wil zeggen dat het gemiddelde op 48 tickets per dag bleef steken.

Dat is belachelijk weinig om de twee mooiste schilderijen van Gent, en bij uitbreiding, van Antwerpen en van de rest van de beschaving te zien.

Veel grootser dan het Lam Gods dat ik nog altijd een zeer primitief schilderij blijf vinden, een ode aan de categorie schilders die men zo is gaan noemen.

Ik heb het zo een beetje gehad met die zeer vlakke invulling van de personages, het zich verliezen in niets ter zake doende details in dat Lam Gods.

Een staaltje van opschepperij van de kunde van wat zich schilder noemde, gesponsord door de opschepperige meneer en madam Vijdt die de Gentse politici, clerus en bevolking een lieten zien hoeveel geld ze met gemak konden neertellen voor het volschilderen van een paar eiken planken.

Zo een beetje de Marc C. van de Gentsche Middeleeuwen. 

Wie op een zeer gemakkelijke manier veel geld verdient, geeft het even gemakkelijk uit.

Soit.

Die twee doeken van Cornelis Gysbrechts tonen aan dat het nuttig was om te investeren in twee eeuwen Sint-Lucasgilde, die de schilderkunst eindelijk naar ongekende hoogten zou brengen zonder het gebruik van goedkope trucjes.

De Trompe L'Oeil drukt je met de neus op het feit dat zoiets eenvoudigs als een een brievenrekje niet alleen levensecht uw hersenen aanvalt maar ook speelt met de zelf-herkenning van de toeschouwer zoals u en ik.

Die twee bovenste schilderijen die ik u laat zien, waren bedoeld waren om naast elkaar te hangen.

In normale omstandigheden hangen de gordijnen zedig over de plank en onttrekken ze de vele
snuisterijen aan indiscrete blikken.

Maar voor de gelegenheid heeft de schilder de fluwelen gordijnen even opgetild en opgehangen aan een haakje en achter een buks, zodat we even inzage krijgen in wat een man met een plan zoal opbergt.

Een lier van een dansmeester, een hoorntje (voor de jacht ?) een pistool, een almanak, een lakstift, geopende brieven, een akte, een knipmes om brieven open te snijden,  leer om het mes te wetten, een zandloper.

Intrigerend: een stapel brieven die hun evenwicht weten te houden boven de floche van het gordijn.

De meester speelt met ons denkvermogen.

Op de ene plank merkt u ook een kam.
Ijdelheid van de heer.

Op de andere een ganzenveer om mee te schrijven.

Maar zowel op het ene als op het andere schilderij merkt u iets dat lijkt op een pennehouder met pen.

Bij beide schilderijen lijkt die te zweven voor het bord. De schaduwen maken dit duidelijk.
U vraagt zich af hoe die pennen daar blijven steken.

Terwijl alle andere voorwerpen op de één of andere manier gespannen zitten achter de rode linten.

Dat noem ik meesterschap. De schilder die u en mij in het ootje neemt.

Een truc die hij ook in andere schilderijen toepast.

Zoekt u maar. 

Terloops, Cornelis Gysbrechts schilderde deze pareltjes in 1664, nog voor hij hofschilder werd aan het paleis van de Koning van Denemarken.

Maar die andere Trompe L'Oeiler, die Hollander die koekjes bakte met het Hollandse en Britse Hof schilderde zijn Trompe L'Oeil in 1670.

Afgekeken van onze aanbeden Antwerpenaar of opgepikt op het internet ?

WONING B - GENT

Wat u hier ziet is een woning, gezet in de geest van wat eind de jaren 1960 achteraf het predicaat - brutalisme - meekreeg.

Het was bouwen die een zekere eerlijkheid moest uitstralen.

Als er balken en kolommen nodig waren, dan mocht dat best gezien zijn.

Ook in de gevels.

En hoe het water er afvloeit ook. Via plompe betongoten waar kettingen aan hangen waarvan men hoopt dat het water de goede richting uitstroomt.

Liefst in een alternatieve waterton.
In beton dus.

Zo staan er aardig wat.

De ene al expresiever dan de andere.

Dat kon allemaal.

Toen toch.
Een nieuwe vorm van expressie.

Eerlijk zijn.

Of toch doen alsof.
Soms werd er zelfs een beetje zeer expressief omgegaan met die zoektocht naar eerlijkheid.

De energiecrisis kwam er aan, begin de jaren 70 en vijftig jaar later zijn we ons ervan bewust dat we onze huizen moeten isoleren, niet alleen voor onze portemonnee maar ook voor de gemeenschap.

Van koude bruggen hadden we nog niet veel gehoord.

Zo ook deze woning.

We hadden er eerst al een kleine uitbreiding aan gebouwd, een kantoorruimte.

Nadien werd heel de woning aangepakt.

Het metselwerk vertoonde hier en daar de vervelende neveneffecten van het gebruik van een foute legmortel.

En de isolatiewaarde van de woning was redelijk zwak, om niet onbestaand te zeggen.

Dus, die buitengevel en het dak moesten er af .

Ongelooflijk wat je dan allemaal ziet.

Slordig gegoten kolommen, metselwerk die naam nauwelijks waardig en uitgezakte glaswolisolatie.

Die overleven blijkbaar geen dertig jaar. 

Isoleren aan de buitenzijde - het gebouw volledig inpakken - is zeker geen slechte oplossing, maar het ziet er dan ook volledig anders uit.

Lichter, soberder. Sommigen zeggen: gladder, gepolijster.

Dat is maar hoe u het bekijkt.

Eerlijk gezegd; hoe het wil interpreteren.

Het dak mocht niet achterblijven vond ik.
Zo ook de opdrachtgevers. Hier plaats je geen pannen of leien op, maar zink.

Een prachtig materiaal, vooral als het natuurzink mag zijn.

Je kan er heel fijne details en afwerking bij bedenken.

Ik heb het niet zo begrepen op
gepatineede zink.
Ik zie liever zink op een natuurlijke manier oxyderen.

Op een natuurlijke manier oud worden.

MEER WETEN ? klik hier


VERDICHTE STEDEN VII - GLASGOW

Glasgow is zo één van die vele havensteden die het aan de lijve ondervonden hebben wat schaalvergroting betekent.

Alsmaar grotere schepen maken het onmogelijk om nog tot in de oorspronkelijke haven aan te meren.

Tot de jaren 50, 60 ging dat nog maar toen besliste de scheepvaart, de industrie en de wetten van de economie er anders over.

Alle havenactiviteiten schoven steeds meer op, richting zee.

Kijk maar naar Antwerpen, Kopenhagen en zelfs Gent ontsnapte niet aan deze wetmatigheid.

Een mens vraagt zich af waar dat zal eindigen, want zal het ooit eindigen ?

Dat stelt de betrokken steden voor grote vraagstukken.

Wat doen we met die leegte die ontstaat rond de oude havengebieden, de werkloze dokken en bijhorende infrastrucuren ?

In Glasgow hadden ze dat probleem ook.
 En eigenlijk nog altijd.

Want met het verdwijnen van de havenactiviteiten en scheepswerven liep het achteruit met deze stad.

Van alles wat u op deze foto's ziet, schiet niets meer over.
Ja op één werkloze kraan na. Bewaard uit nostalgie.

Glasgow, een stad als product van de industriële revolutie maar loopt al sinds enkele decennia leeg.

Het helpt als zo'n stad zichzelf dan voor uitdagingen stelt.

Culturele hoofdstad worden bijvoorbeeld.
Glasgow had die tittel voor zichzelf bedacht voor het jaar 1990.




Voor die voormalige havengronden - meestal eigendom van het havenbedrijf - wordt dan een nieuwe bestemming gezocht.

Met de hulp van Europese fondsen natuurlijk.
Thank you Europe zegt men dan.

Sinds het Gugghenheim in Bilbao de truc met de duif uithaalde denken alle steden dat stedelijke heropleving een fluitje van een cent is.

Zet een paar extroverte gebouwen op strategische plaatsen en het volk en de rest volgt wel.

Dat wil wel eens lukken maar even vaak tegenvallen.

Eerder vaker tegenvallen weet ik intussen.

Het is een beetje zoals de bedrijfseconomen met gezond verstand altijd stellen: een bedrijf moet van binnenuit groeien.
Vergeet dat een van buitenaf geparachuteerde CEO als een goeroe, er zal in slagen het bedrijf duurzaam te laten groeien.

Met wegkwijnende steden is het ook zo.

Daar in Glasgow hebben ze een paar spectaculair ogende gebouwen neergezet, niet door minste architecten.
Zaha Hadid en Sir Norman Foster.

In Glasgow zal het ondanks die coryfeeën niet gouw wat worden.

De zone tussen het Riverside museum en het Expocentrum mag dan al aan de waterside liggen, het gebied is er erg onherbergzaam en teveel van de stad afgesneden door een stedelijke snelweg samen met nog wat spoorlijnen.

Geen enkele aansluiting met het stedelijk leven.

Zolang die autosnelweg er ligt wordt het nooit wat.

Tenzij je een burgemeester hebt die radicaal beslist om die stadsautostrades af te schaffen.
Zoals burgemeester Anne Hidalgo in Parijs besliste.

Of zoals ik weet niet welke burgemeester in Gent zal beslissen om de E-40/17 afrit af te breken.

Kan een Gentse burgemeester daar wel over beslissen ?

Met een paar enthousiaste cursisten gaan we ons in de cyclus ruimtelijk projectmanagement daar in onderdompelen. Als u zich haast kan u nog altijd meedoen. Klik hier op.

TROMPE L'OEIL I

Laatst zag ik dit schilderij in The Huntarian, het museum van de Glasgow University.
Het is een werk van de Nederlandse schilder Edward Collier, gemaakt in 1698.

Vaak wordt ik bij het verlaten van een museum overvallen door een onweerstaanbare drang om meer weten over wat ik zag. Bij een goede tentoonstelling ook.
Die aandoeningen gaan niet voorbij.
Gelukkig maar.

Dit brievenrek is zo delicaat geschilderd, met de juiste schaduwen en lichtinvallen, dat het stilleven haast fotografisch wordt.

Het overtreft alle andere stillevens - met wijnglazen, fruit, hoeden, doodskoppen en wat weet ik nog  allerlei voor rommel - die het vooral moeten hebben van de dieptewerking en andere schilderstrucjes zoals lichtspeling.
Fazanten met hun kop hangend over de rand van de tafel en een rechtopgezet soepbord op de achtergrond.

Hier zien we een veel subtieler genre.

Los van de techniek heeft het schilderij ook een merkwaardige boodschap.

Op het rek zien we de speech die Koning Willem III van Oranje gaf in het Britse parlement.

De datum van 29 april 1676 refereert naar de dood van Michiel de Ruyter, 's Nederlands grootste admiraal.

Een veel voorkomende straatnaam in Nederland overigens.

Dit alles moet wijzen op de goede relaties tussen Nederland en Brittannië.

Het uurwerk, de veer en de schaar zijn symbolen die naar de dood refereren.


Dit schilderij was waarschijnlijk bedoeld om te verkopen of te schenken onder de hovelingen, vooral om het belang van de goede relaties tussen de vloten van de Nederlanders en de Britten te onderstrepen.

Mijn vermoeden van een soort diplomatieke culturele uitwisseling wordt nog versterkt door het feit dat er minstens nog twee andere versies van dit origineel te vinden zijn.

Van dezelfde Edward Collier.

Zoek de zeven verschillen.

En let ook op de aanwezigheid van de kammen, de passer (geleerdheid), de lakstift en het zegel, beiden noodzakelijk om brieven te versturen en het briefgeheim te verzegelen.

In het onderste schilderij is het zegel niet te zien.

Merk ook op dat in de twee laatste schilderijen, de schilder zijn visitekaartje (E. Collier) in zeer duidelijke sierletters vermeldt.

In het bovenste schilderij heet de krant The Fly(ing Dutchman ?), in de twee (latere ?) versies zien we The London (post ?). Ik vermoed dat deze twee exemplaren voor de Britse markt bestemd waren.

Maar toch, in die ene editie staat HER majesties; in de twee andere HIS majesties  ????

Hier is toch geen slordigheid begaan. Maar wat dan wel ?

Toen ik het schilderij zag dacht ik onmiddellijk aan Cornelis Gysbrechts.

Als die naam u niets zegt moet u maar eens het Museum voor Schone Kunsten in Gent binnenlopen.




PAULETTE - EETCAFE - ENAME

Een jaartje hebben we er aan gewerkt.

We, dat zijn Bram, Ann-Sophie en ik maar vooral Bram.

Een oud huisje, een beetje versleten met vooral verziekte tussengebouwtjes.

U kent dat wel, een bijkeuken en dan nog een kot en nog één.

Die hebben we er uit gegooid.

In plaats ervan kwam een degelijke keuken en - voor een restaurant, het o zo noodzakelijke sanitair.

Achteraan staat een constructie die het midden houdt tussen een atelier en een schoolgebouwtje uit de tijd dat de kolen aan huis geleverd werden met paard en kar.

Van de functie als schoolgebouwtje zijn we zeker.


Een creatieve verzamelaar van afgedankte deuren heeft er een tussenwand in gemaakt.

Reeds lang voor Philippe Samyn Europa probeerde te overtroeven met zijn briljant idee van een nieuw gebouw, met gevels van overal uit Europa bijeengesprokkelde ramen, wel, reeds een eeuw
daarvoor was er in de streek van Ename een eenvoudige, bescheiden schrijnwerker die aan recyclage deed, lang voor het woord werd uitgevonden op het einde van de twintigste eeuw.

Het dak werd vernieuwd en de stalen profielen van de ramen werden gerestaureerd, door een man met gouden handen.

Wie iets van stalen ramen kent weet dat je nergens zo'n elegante, fijne profieltjes zal vinden.

Daarvoor alleen al moet eens gaan kijken.

De voorzijde is nu een eetcafé geworden dat met veel liefde en passie geboetseerd wordt door An Sofie Kesteleyn.

Die kent u misschien van haar foto's in onder meer De Standaard, maar haar passie voor fotografie heeft plaats gemaakt voor een andere: u en mij een sobere doch voedzame maaltijd voorzetten.

Die laatste passie is groter dan haar vorige.

Paulette was de naam van haar grootmoeder en de gerechten die An Sofie voorschotelt, kunnen zo uit haar keuken komen.

Een beetje verbeterd, een beetje herdacht, maar met dezelfde soberheid van geest.

Het interieur heeft ook veel authentieks.

Toen het behang verwijderd was zagen we strepen die ter hoogte van de voegen aangebracht waren.

Het leek wel een kunstwerk van  een hedendaags Japanse kunstenaar, maar daar vertel ik u later wel eens.

Ik wilde die brutale ontdekkingen graag behouden.

Maar dat is zonder de brutalistische ingrepen van de elektriciens en loodgieters gerekend.

Die trekken sleuven in de muren zonder rekening te houden met kunstzinnige expressies op de muren.

Mocht ik elektricien of loodgieter zijn, ik zou het ook niet doen.


Ik heb er al een paar keer over geschreven toen we er mee bezig waren.

In het begin, bij de opmeting (klik)

lyrisch bijna bij het timmeren aan het dak (klik)

oprecht verwonderd omtrent de raveelconstructie (klik)

Als u gewoon eens op café wil gaan, of er iets lekkers bij eten, dan kan u dat op vele plaatsen.

Als u eens buitengewoon onder vrienden hetzelfde wil doen, dan moet je bij Paulette langsgaan.

Nu. in de gezelligheid van winterse stemmingen, of waarom niet, na een tochtje in de Vlaamse Ardennen of na de Ronde van Vlaanderen, op de binnenkoer.

Er is plaats voor ongecompliceerde complexloze levensgenieters zoals u en ik.


PAULETTE, eetcafé, Enameplein 12 te Ename. (klik)

MEER WETEN ? klik



VERDICHTE STEDEN VI - ANTWERPEN

In de vorige bijdrage probeerde ik aan te tonen hoe moeilijk het is om pleintjes spontaan te laten ontstaan. (klik) 

Het lijkt wel of we het verleerd zijn om stadkamers te laten groeien daar waar we ze nodig achten.

De verplichte voorbouwlijn blijkt heilig in onze steden.


We verwachten een duidelijke markatielijn tussen het openbaar en publiek domein.

Liefst met een gesloten gevel.

Hiervan afwijken lijkt wel stedenbouwkundige heiligschennis.

Je komt het niet zo vaak tegen dat hier toch een uitzondering op gemaakt wordt.
Zoals hier in Antwerpen in de Kleine Kauwenberg.

Daar werd aan nieuwe studentenhuisvesting gedaan.

GATE  15 heet het project.

Wat zo merkwaardig is aan het project,is dat een markant deel van de bestaande bebouwing behouden werd maar dat voor de rest de gevellijn naar achter geschoven werd, ten voordele van een gebouw met een vrijgemaakt gelijkvloers en nog een boom en een bank erbij waar iedereen mag van profiteren.

Die boom is er niet gekomen, maar de anders zo private niet of nauwelijks gebruikte achtertuin is nu van u en mij.

Nu u het ziet vindt u het waarschijnlijk normaal dat het er zo uitziet. Dat het zo hoort.

Iemand die er nauw bij betrokken was, vertelde mij dat het een jaar duurde voor het voorstel door stedenbouw aanvaard werd.

Een jàààààr.


U moet dan wel het hart, het verstand en de innerlijke overtuiging hebben om als opdrachtgever en ontwerper [BOB 361] , hiervoor een jaar geduld op te brengen.

Weten dat het zo moet, en niet anders.